dinsdag 9 december 2014

Laatste 10x JUF! tot en met 2014 (4)

Vanaf najaar 2009 tot en met begin 2014 schreef ik voor dagblad De Gooi en Eemlander, onder het pseudoniem Pie Wetzer, de tweewekelijkse column JUF! Deze column over onderwijs en opvoeden was en is bestemd voor ouders en leerkrachten. De krant wilde de column exclusief houden voor zijn lezers en de columns waren niet op internet te vinden. In 2013-2014 schreef ik nog tien afleveringen over uiteenlopende onderwerpen zoals over het nut van het goede voorbeeld geven, onderwijsbehoeften en de afrekencultuur. Ze zijn te vinden via deze link. Hieronder enkele voorbeelden. Over goed onderwijs, lekker lezen en kinderspeelgoed met echte kogels.



GOED ONDERWIJS
Vraag een onderwijsbegeleider, onderwijskundige, leerkracht, ouder, staatssecretaris Dekker, een onderwijsinspecteur: “wat is goed onderwijs?” en het antwoord zal zijn: “ talenten de kans geven, uit een kind halen wat er in zit.” Dit antwoord behoorde eerst tot een nieuw doel: talentontwikkeling. Daarna werd het een onderwijshype: ja dit vinden wij ook! Nu is het behalve politiek correct al bijna een wollig cliché. Ik heb het in mijn onderwijswerkzaamheden zo vaak gehoord dat ik er inmiddels van overtuigd ben dat het een verkeerd antwoord is. Het zegt namelijk helemaal niets over wat goed onderwijs is, het zegt alleen iets over resultaat van onderwijs. Wanneer talenten de kans krijgen zich verder te ontwikkelen, wanneer er uit een kind het maximale gehaald wordt wat er in zit, dan is dat bereikt door o.a. goed onderwijs. Maar wat is goed onderwijs? Daar zijn de meningen soms nog wel verdeeld over. De verwarring begint al met de verzuiling in tientallen stromingen: Montessori, Dalton, Jenaplan, OGO, EGO (ja heus, het zijn geen wasmiddelen maar onderwijsmodellen), Freinet, Circuitmodel, Sterrenschool, Vrije school, Steve Jobsschool; ze hebben stuk voor stuk een andere onderwijsvisie. Ik denk dat ze allemaal het hierboven genoemde doel kunnen bereiken indien beseft wordt waar het in goed onderwijs om draait. Dat is de leerkracht. Internationaal wetenschappelijk onderzoek, maar ook jarenlang praktijkonderzoek onder topleerkrachten, vertellen dat succesvol onderwijs staat of valt bij de leerkracht. Effectieve werkwijzen hebben volgens Marzano (2007,2008) in zeer veel gevallen betrekking op de instructievaardigheden van de leerkracht, Hattie en Timperley (2007) hebben aangetoond op welk niveau feedback van de leerkracht het meest doeltreffend is. En Lemov (2010), gespecialiseerd in lerarentrainingen, heeft in de praktijk verzameld welk leerkrachtgedrag werkt. Daarbij ging het hem niet om radicaal vernieuwende of vernuftige technieken maar om al het leerkrachtgedrag dat leerlingen helpt beter te presteren. Onderwijzen is namelijk een vak dat elke dag vraagt om kritische reflectie: heb ik bereikt wat ik wilde bereiken en zo nee hoe kan ik het dan anders gaan doen? De manier waarop onderwijs gegeven wordt kan nooit alleen afhangen van een onderwijsvisie maar is boven alles afhankelijk van de groep als geheel en van de afzonderlijke leerling. Leerlingen geven, met of zonder woorden, aan wat ze nodig hebben om verder te komen in hun brede ontwikkeling. Het is de taak van de leerkracht om daar de vinger op te kunnen leggen. Ik sprak onlangs een leerkracht over een leerling die als ‘apart’ werd omschreven: daar waar boeken, kleurpotloden, papier, een liniaal, rekenmachientje of schaar gedeeld moesten worden was hij voortdurend in onderhandeling over de plek van deze voorwerpen en wie wat het eerst mocht gebruiken. Daar ging zoveel aandacht naar toe dat hij nooit tot doorwerken kwam, zelden iets af kreeg en in zijn omgeving voor veel onrust zorgde. De leerkracht zag dat deze leerling houvast en dus een simpele structuur nodig had: ze maakte voor hem een doosje met ‘eigen’ spullen. Vanaf dat moment kon hij taakgericht starten en blijven, kreeg hij zijn werk af en werd het rustiger in zijn rij. Kijk, dat is een voorbeeld van hoe belangrijk de rol van de leerkracht is en van goed onderwijs.


LEKKER LEZEN!

Winter. De gaskachel brandde en ik lag er op mijn knieën voor, handpalmen onder mijn kin, ellebogen rustend voor het open geslagen boek met tekeningen in kleur van twee kabouters: Puk en Muk. Wat me altijd is bijgebleven: dat deze twee mannetjes, neefjes van Klaas Vaak, zich in één van hun avonturen door een berg rijstebrij heen moesten eten. Ik moet een jaar of zeven geweest zijn en terwijl andere kinderen buiten iglo’s bouwden van de sneeuw bleef ik het liefst binnen met een boek. De liefde voor lezen heb ik van huis uit meegekregen; er was een volle boekenkast en mijn vader las aan tafel niet uit de bijbel voor maar -toen tot vervelends toe- uit gedichtenbundels. Ik kwam, zoals dat nu genoemd wordt, uit een taalrijke omgeving: er waren boeken, tijdschriften, kranten, er werd gelezen en, ook toen we al konden lezen, voorgelezen. Er wordt steeds minder gelezen in Nederland schreef Bastiaan Bommeljé afgelopen najaar in een artikel over de stand van het lezen in Nederland. Terwijl in België, Duitsland en Frankrijk de boekenverkoop stijgt daalt deze bij ons drastisch. Bommeljé staaft zijn artikel met talloze cijfers uit nationale en internationale onderzoeken die ik hier niet kan herhalen maar de belangrijkste oorzaken zijn: er wordt op Nederlandse scholen veel minder tijd aan lezen besteed en het gebruik van sociale en andere digitale media is van significante invloed. Terwijl het lezen van boeken door kinderen in de basisschoolleeftijd een rechtstreekse positieve invloed heeft op alle onderdelen van Cito-toetsen. Sterker, het lezen van boeken leidt tot schoolsucces en hogere intelligentie. Wat ik bovenal interessant vond is dat het lezen op de pc, de tablet, of het mobieltje (want die worden meer gepakt) heel anders werkt: digitaal lezen voltrekt zich fragmentarisch, minder geconcentreerd en chaotischer dat wil zeggen minder ‘lineair’. Digitaal lezen gaat zo’n dertig procent langzamer dan lezen van papier en digitale teksten worden veel minder uitgelezen. De enige digitale vorm die lezen op papier het beste benadert is de e-reader maar tja, die wordt vooral door ouderen gebruikt. Lezen maakt niet alleen je wereld groter en vergroot je woordenschat, op tienerleeftijd is het de enige buitenschoolse activiteit met een positief effect op je latere loopbaan. Uit ervaring weet ik dat basisscholen steeds meer inzetten op vrij stillezen en leesbeleving maar zolang het thuisfront geen leesgewoonte kent starten kinderen al gauw met een achterstand. Ik weet niet wat ik erger vind: gezinnen waar boeken altijd afwezig zijn geweest of gezinnen waar boeken uit beeld verdwijnen. Dat laatste is wel het nieuwste drama: de verslechterende leesvaardigheid is in Nederland het hoogst bij middelbaar en hoog opgeleiden. Winter. Met vrienden, allemaal volwassen, slechts een paar fanatieke lezers, in een huis in de besneeuwde Ardennen. Elke avond bij de open haard lazen we om de beurt een hoofdstuk voor. Overdag verheugden we ons al weer op het vervolg. Nog steeds zie ik naar vakanties uit vanwege de boeken die op me wachten.



ECHTE KOGELS
Speelgoedketens verdelen hun koopwaar nog standaard in jongens- en meisjesspeelgoed, al dan niet herkenbaar aan de traditionele blauwe en rose kleuren of voorzien van foto’s. Op de verpakking van het Playmobil politiebureau staan jongens, op die van het Princess kasteel meisjes. De werkelijkheid loopt wel vaker achter op onderzoek;  een Zweedse studie onder spelende meisjes van 2 tot 10 jaar, die zowel jongens - als meisjesspeelgoed kregen aangeboden, liet zien dat niet de Barbies en poppen favoriet waren maar blokken en een mini-autogarage. Na mislukte producten voor meisjes van de Deense Lego fabrikant leek bevestigd te worden dat meisjes niet van bouwen houden. Ontwerpster Rosario Costa kreeg daarom vijf jaar de tijd ideeën te testen waarna de inmiddels succesvolle meisjeslijn Friends op de markt gebracht werd. In totaal 3500 kinderen van verschillende nationaliteiten mochten ideeën testen. Meisjes bleken net zo makkelijk als jongens te bouwen maar systematischer en netter volgens de voorschriften. En ze speelden anders. Waar jongens na het bouwen met de poppetjes en auto’s om de gebouwen heen speelden, bleken meisjes met de poppetjes het gebouw in te willen en er meubels in te willen zetten. Hun spel draaide om wat er binnen gebeurde. De te bouwen gebouwen uit de meisjeslijn zijn dus met één enkele beweging te openen. Ook details bleken voor meisjes veel belangrijker en de poppetjes moeten op iemand lijken. De Friends poppetjes zijn daarom demontabeler: er zijn niet alleen hoofden te verwisselen maar zelfs kapsels. Ook dieren waren bij de meisjes populairder. Dus zitten er bij elk thema in de meisjeslijn -zoals de boot, de jacht, de school-  schattige dolfijnen, katten of hertjes. Nee, dan Amerika. Daar zijn rose mini-geweren te koop voor zes- zeven- en achtjarige meisjes. Nu zei pedagoge Lea Dasberg jaren geleden al dat volwassenen hypocriet zijn wanneer ze bezwaren hebben tegen kindergeweren, pistolen, pijl en bogen en zwaarden. Zij vond het noodzakelijk speelgoed dat de mogelijkheid biedt agressie in spel af te reageren. Maar de rose mini-geweren zijn voorzien van echte kogels. Dat leest u goed: echte kogels. Fotografe An-Sofie Kesteleyn maakte een fotoserie (gepubliceerd in De Volkskrant) van kinderen onder de tien met echte geweren. Er wordt mee geschoten op schietles en soms gaat een geweer ook thuis af zoals dat van een vijfjarige jongen die per ongeluk zijn tweejarige zusje doodschoot. Want de mini-geweren liggen thuis niet achter slot en grendel maar vaak gewoon in een kast zag de fotografe. Het zijn fascinerende foto’s: meisjes die op hun meisjesslaapkamer stoer of bedeesd poseren met hun rose meisjesgeweer en vertellen waar ze bang voor zijn: voor slangen, inbrekers, zombies of een dinosaurus. De geweren zijn in verschillende Amerikaanse staten bijzonder populair en vaak uitverkocht. De feministische gedachte uit de vorige eeuw dat het spel van meisjes niet zou verschillen van dat van jongens maar dat het rollenpatroon het spel bepaalde, is al langer achterhaald. Dat de Legofabrikant nu aansluit op geobserveerde behoeften van meisjes, waardoor ze enthousiaste bouwers worden, is winst. De Amerikaanse meisjesemancipatie is net zo te prijzen ware het niet dat echte kogels ver van kinderen vandaan moeten blijven; zowel van meisjes als van jongens.